Het gebruik van lachgas staat steeds meer ter discussie. Officieel is het nog niet verboden. Toch heeft de kantonrechter van de rechtbank Gelderland onlangs een huurovereenkomst van een woning ontbonden wegens de opslag van een aanzienlijke hoeveelheid flessen lachgas in de berging van het gehuurde.
De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een tekortkoming door de huurder in de nakoming van de huurovereenkomst. De huurder had namelijk een grote hoeveelheid flessen met lachgas in het gehuurde opgeslagen. Volgens de kantonrechter is het een feit van algemene bekendheid dat gas onder druk kan ontploffen. Ook stond op het etiket van de gasflessen dat het ging om een licht ontvlambaar gas. De huurder had zich daardoor moeten realiseren dat hij een gevaar voor zichzelf, voor het gehuurde maar ook voor anderen was door maar liefst 64 flessen lachgas met een totale capaciteit van 139 liter in de berging van de woning op te slaan. De huurder heeft daarmee gevaarzettend gehandeld en in strijd met de wet zich niet als een goed huurder gedragen. Volgens de kantonrechter rechtvaardigt dit in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst op basis van artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk wetboek.
De huurder heeft nog een beroep gedaan op de “tenzij-bepaling” uit artikel 6:265 BW en aangevoerd dat er sprake was van een eenmalige tekortkoming en dat hij zijn leven sindsdien had verbeterd. De kantonrechter oordeelde echter dat een tekortkoming uit het verleden niet ongedaan gemaakt kan worden. De kantonrechter vindt het belang van de verhuurder (een woningcorporatie) om haar huurders een rustig en veilig woongenot te verschaffen veel zwaarder wegen dan het belang van de huurder. Daarnaast acht de kantonrechter nog van belang dat de handel in lachgas criminaliteit aantrekt en dat voor alle huurders duidelijk moet zijn dat de verhuurder hier streng tegen optreedt. De kantonrechter wenst met de uitspraak dus ook een voorbeeld te stellen.