(Hof Den Haag 22 februari 2022)
Een verhuurder die aan Rotterdamse studenten verhuurt vordert bij de kantonrechter ontbinding van de huurovereenkomst met een huurder wegens dringend eigen gebruik. De huurder is geen student meer, maar wenst in de woning te blijven, waar hij al meer dan 20 jaar woonachtig is. De kantonrechter wijst de vordering van de verhuurder toe, waardoor het er naar uit ziet dat de huurder zijn woning moet verlaten.
De huurder is het hier niet mee eens en gaat in hoger beroep bij het gerechtshof. Het hof oordeelt dat tussen partijen niet in geschil is dat er in Rotterdam grote krapte is op de woningmarkt voor studenten. Daarom is het eigen gebruik van verhuurder dringend. Verhuurder heeft haar eigendom nu nodig om iemand uit haar doelgroep uit directe woningnood te halen. Het hof oordeelt verder dat de huurder de woning als student heeft gekregen en daar 20 jaar van heeft mogen profiteren. Volgens het hof kan de huurder passende woonruimte krijgen. Het hof overweegt daartoe dat iedere volwassen, hoger opgeleide burger met een eenpersoonshuishouden dat kan, wanneer daar aan geen bijzondere omstandigheden in de weg staan. En van bijzondere omstandigheden is in dit geval niet gebleken. Toen de verhuurder in juni 2018 de huurovereenkomst opzegde, kreeg huurder ruim een half jaar de tijd om andere woonruimte te vinden. Uit niets blijkt dat de huurder toen of daarna tevergeefs zoekende is geweest naar een geschikte woonruimte.
Het oordeel van de kantonrechter wordt dus bekrachtigd en de huurder dient de door hem gehuurde woning te verlaten.